In de serie wordt de aarde overspoeld door hapklare zombies, wandelaars, die de resterende bevolking dreigen te overweldigen. Tot zover de klassieke slasher-inhoud van het verhaal. Waar de Walking Dead eigenlijk over gaat, is dat het grootste gevaar voor de mensheid niet zozeer de zombies zijn, maar dat je ze, gewapend met een stevige spade, kunt wegdoen. Het echte gevaar zijn de mensen die op verschillende manieren reageren op de permanente dreiging. De basislijn van de show is dan ook „Fight the dead, fear the living”. Dat laatste hoefde ik niet op te zoeken, deze nerd heeft het T-shirt. Tijdens de serie zien we immers hoe sommige mensen in samenwerkende harmonie een commune vormen; ze hebben zelfs bloemenslingers. Anderen zijn blijkbaar minder bereid om mee te werken, hebben meer eigenbelang en kiezen ervoor om tegen deze softies te vechten. De hoofdpersoon Rick Grimes, een voormalig agent, moet zijn groep daarom voortdurend in evenwicht houden tussen samenwerken (coöperatief) en werken in oppositie (competitie) om te overleven. En, behalve de zombies, zien we vreemd genoeg hetzelfde fenomeen zich voordoen tijdens deze Corona-crisis.

© The Walking Dead

Er is een grote groep mensen die solidair zullen samenwerken om mondkapjes te maken, naar anderen te bellen of beren te showen voor het vermaak van wandelende kinderen. Een andere groep werkt hen tegen, houdt lockdown-feestjes, hamstert toiletpapier en rijdt vrolijk naar de kust. Politiek gezien zien we hetzelfde fenomeen; ofwel kiezen we voor sterke oppositie door de steun aan de WHO op te geven, ofwel kiezen we voor samenwerking als groep landen en kwijtschelden van de schulden van de zwaarst getroffenen. Organisaties kiezen voor dezelfde aanpak. Of ze concurreren met het milieu, zoals Albert Heijn dat doet, en kiezen voor eigenbelang door leveranciers niet langer te betalen. Of aan de andere kant heb je organisaties, zoals Delhaize en Colruyt, die samenwerken om zorgverleners van de nodige middelen te voorzien. Nu vermoed je waarschijnlijk dat wij, als sociaal geëngageerde liefjes, zullen pleiten voor samenwerking en niet voor concurrentie. Je hebt het mis. Ons werk met straatkinderen heeft ons doen beseffen dat in achtergestelde wijken juist de balans tussen beide, coöperatieve concurrentie, ervoor zorgt dat we kunnen groeien en overleven.

Een voorbeeld kan coöperatieve concurrentie verklaren. Je moet je strepen verdienen in een bende, door op het juiste moment mee te doen aan de competitie, maar op een manier die je niet buiten de groep plaatst. Hetzelfde geldt voor een startende koffieboer. Je zou er goed aan doen om eerst en vooral de beste te willen zijn met goede aarde en goede bonen, maar niet ten koste van al je buren. Maar net zoals de bendeleden hun persoonlijke ambities opzij moeten zetten om het hoofd te bieden aan een bedreiging van buitenaf, zo moet de koffieboer samenwerken met gelijkgestemden tegen de invloed van kopers in. Het gaat er dus om op het juiste moment te kiezen voor samenwerking of competitie en de vaardigheid te gebruiken om beide onderdelen optimaal te benutten. Deze optimale balans is waar coöperatieve concurrentie, in de literatuur ook wel coöptatie genoemd (gebaseerd op het onderzoek van Nobelprijswinnaar Nash), om draait. De vraag is, hoe doen we dat?

Welnu, in onze StreetWize-training over coöperatieve concurrentie behandelen we vier inzichten en vaardigheden die kunnen helpen. De eerste tip is om creatiever na te denken met wie we kunnen samenwerken. Heel vaak ontstaan samenwerkingsverbanden op horizontaal niveau, met collega's als het ware. Een voorbeeld in de distributiesector is de integratie van Mediamarkt winkels binnen de Makro-vestigingen. Deze laatste partij stopt dan met de verkoop van elektronica in de hoop te kunnen profiteren van extra klanten die de aanwezigheid van de eerste partij kan opleveren. Het gevaar schuilt echter in dat je door deze samenwerking een aantrekkelijk aanbod krijgt waar de klant niet op zit te wachten. De gehoopte resultaten van de samenwerking tussen Mediamarkt en Makro zullen bij de vestigingen niet tot stand komen. Daarom is ook verticale samenwerking vereist. Bij deze vorm van samenwerking worden klanten of gebruikers ook betrokken bij het vormgeven van een product of dienst. Het omvat verschillende crowdfunding-initiatieven waarbij gebruikers in co-creatie met de leverancier een product of dienst ontwerpen. Deze vorm van samenwerking zit heel erg in het DNA van de mobiele school, waar samenwerking plaatsvindt tussen onze organisatie, een lokale partner en de kinderen, zodat we de school optimaal kunnen ontwerpen.

Een tweede tip is om in samenwerking te zoeken naar complementairen (complementariteit) en niet naar overeenkomsten (simulariteit). Zolang de automobielsector alleen met autofabrikanten samenwerkt, zal het resultaat beperkt blijven tot dezelfde denkwijze. Als de automobielsector de resultaten van samenwerking wil verhogen, doen ze er goed aan om een beroep te doen op complementaire partners. Deze kunnen variëren van alternatieve mobiliteitsaanbieders (openbaar vervoer, fietsen, Kiss & Ride-parkeergarages) tot totaal verschillende benaderingen (stadsplanning, milieubeweging). Dit is ook essentieel denken in de sociale sector. Te veel raden van bestuur bestaan nog steeds uit gelijkgestemden. Als we echter iets van deze crisis willen leren, is een samenwerking met totaal verschillende partijen, waaronder bedrijven met winstoogmerk, in zo'n bestuur een manier. Daarom hebben wij als organisatie ook resoluut gekozen voor samenwerking met complementaire leden binnen onze Raad van Bestuur.

Als het gaat om het introduceren van effectieve concurrentie, hebben we nog een derde tip; beperk samenwerking in doel en in de tijd. Denk terug aan de tip over het betrekken van klanten bij een samenwerking om tot een beter product of dienst te komen. Maak vooraf duidelijk wat de opdracht van de samenwerking is (bijvoorbeeld het ontwerp van het product), maar heb ook de moed om de grenzen van die samenwerking aan te geven (bijvoorbeeld de prijsstelling van het product). Nadat de tijdslimiet is verstreken en het samenwerkingsdoel is bereikt, kun je op een productieve manier meedoen zonder dat iemand zich slecht behandeld voelt.

En tot slot de vierde en laatste tip om de balans tussen coöperatie en concurrentie op een effectieve manier te monitoren; blijf kritisch evalueren. Wat we vaak zien in partnerschappen is dat ze, eenmaal gestart, blijven bestaan. Ongelooflijk hoeveel werkgroepen er elke week plaatsvinden, want dat is nu eenmaal een gewoonte geworden! Houd een kritische vinger aan de pols van elke samenwerking door deze intern te evalueren op extra rendement en waarde. Wanneer het niet meer mogelijk is om de toegevoegde waarde te bepalen, wat ook kan liggen in het feit dat je er als organisatie iets van leert, doen we er goed aan om daar een einde aan te maken. Maak dus een gewoonte van de kritische evaluatie, niet van de samenwerking zelf!

Zeker in deze tijden van crisis is de optimale balans tussen samenwerking en concurrentie essentieel. Het een of het ander blindelings achtervolgen brengt ons niet verder.

Meer Streetfood for Thought?